Digters en klimaat – Susan Smith en Els de Groen

Digters en klimaat

deur Susan Smith

Hoe skryf ‘n digter oor klimaat? Hoe skryf ‘n digter ‘n gedig wat iets sê oor die natuurlike omgewing wat ons omring en ons verwikkelde verhouding daarmee? En hoekom is dit nodig om hieroor te skryf? Dit is die vrae wat ek myself voortdurend afvra, en wat sekerlik bewustelik of onbewustelik deel is van die denkprosesse van menige skrywer, veral in ’n tyd wat klimaatsverandering en die skade wat die mens aan die natuur doen, steeds groter word.

Die natuurlike omgewing, en ons as deel van daardie omgewing, is ’n kwessie waarmee ek reeds die afgelope tien jaar spook deur navorsing in ekokritiek, maar veral ook in my eie skryfwerk.  Ek is veral geïnteresseerd in plek as merker in literatuur, en die verskillende verhoudings wat ons as mense daarmee het, hoe ons daarin en daardeur leef, en ons verweefdheid met ons niemenslike en nielewende medereisigers op hierdie planeet.

Gerespekteerde en geverifeerde natuur- en omgewingswetenskaplikes publiseer jaarliks ’n al groter wordende aantal uitsette oor die impak van die mens op sy omgewing. Maar wetenskaplike feite alleen kan nie ’n verskil maak nie. Ek glo dat dit in die hande van die skrywers en die digters, die kunstenaars en die musici is om hierdie boodskap op ’n emotiewe vlak uit te dra om nie net die verstand nie, maar ook die harte van mense te raak.

Ons moet ook verstaan dat Die Natuur nie iets is wat ek kan besoek, waarheen ek op ’n uitstappie gaan nie – dit is ín my en déél van my – dis die lug wat deur my longe gaan, dis die water wat ek drink, dis die stof aan my voete. En dit is ook die plastiek wat ek molekulêr inneem uit elke plastiekwaterbottel wat ek koop, wat op sy beurt weer sal afbreek tot molekulêre partikels in water, in die grond, in die vis wat ek eet. Ons verbintenis is onlosmaaklik. As jy aan een draadjie van die weefwerk pluk, torring die geheel los.

Plek en natuur is die geskiedeniskaart van hoe die mens op daardie plek geleef het, watter mag hy uitgeoefen het, watter eiening en onteiening hy onderneem het, waar hy spore gelaat het wat onherstelbaar is, en hoe hy voortaan gaan leef. Dit is die verhaal van koloniale mag, van neokoloniale hebsug en geldgierigheid.  Ons moet verstaan dat niks weggesteek kan word van moeder aarde se oog nie, haar liggaam vertel die verhaal.

Hoe skryf ’n digter oor natuur. Dit is nie die vraag nie. Eerder: hoe skryf jy nié daaroor nie. Jy kies nie ‘n kategorie of spesifieke onderwerp vir jou woorde nie, jy plaas nie ’n etiket om jou woorde nie. Jy kyk om jou, jy luister fyn. Jy probeer ’n pad vind vir jou woorde. Soms is hierdie woorde ’n herkenning van skoonheid, ’n konneksie, ’n vreugde, ’n visuele uitruil. Soms is dit verplettering, dit waarvoor jy jou oë nie kan sluit nie. Dit is dan wanneer jy in die nag rondrol, opstaan en skryf. Jy huil saam en jy skrýf woorde soos “hoe slaap jy ben van beurden”. Want jý kan nie slaap nie. En jy weet die see en alles wat in haar is kan nie slaap nie, hier, 25 km van waar jy is. Dit is die plek waaroor jy waak. Jou stukkie geleende skoonheid waarop jy daagliks jou oë sit. En deur hierdie waters skeur die seismiese kanonne elke paar sekondes, dag in, dag uit. Dan moet jy skryf.

Skrywers word toenemend uitgedaag deur die ekologiese veranderinge wat besig is om plaas te vind, en ek voorspel dat nog groter klem op hierdie verstrengeling van ekokritiek en postkolonialisme geplaas gaan word, waar elke stem sy eie klank het, elke woord sy eie spoor trap. My onlangse ontmoeting met Els de Groen het my paaie laat kruis met die Klimaatdigters van Nederland, waaroor Els hieronder meer vertel.  Uit hierdie samewerking sal ons mekaar se woorde sterk maak.

Ngũgĩ wa Thiong’o skryf in 1986: “The writer of fiction can be and must be the pathfinder.” Ek het ‘n stokkie in my hand; ek probeer om ‘n stukkie pad oop te maak.

https://ssmith693.wixsite.com/susansmith

Klimaatdichters

door Els de Groen

De Klimaatdichters (www.klimaatdichters.org) zijn begonnen als een groepje bezorgde dichters die het opnemen voor de aarde. In slechts een paar jaar tijd hebben honderden dichters uit Nederland en Vlaanderen zich bij hen aangesloten. Zoals ik, meteen enthousiast. De voertaal is Nederlands, maar dankzij de grote verwantschap met het Zuid-Afrikaans konden we Zuid-Afrikaanse dichters vragen ons te komen versterken. Zo leerde ik Susan Smith kennen. Al bij ons eerste contact vertelde zij over Shell, dat met onderwaterkanonnen naar olie- en gasvelden zoekt in de Indische Oceaan. Uit alle commotie op internet begreep ik dat die kwestie heel Zuid-Afrika bezighield. Hoe kwam het dat Nederlanders er nauwelijks iets over hoorden? Het ging om ‘onze’ toen nog koninklijke Shell, waar wij ook problemen mee hadden: 2021 was het jaar waarin Shell een belangrijke rechtszaak verloor, aangespannen door Milieudefensie wier directeur, Donald Pols, in Pretoria is geboren… Hoe klein was de wereld opeens! En was er een mooier jaar denkbaar om de poëtische samenwerking tussen Noord en Zuid te beginnen?

Ik ben geboren in een land waar meer dieren dan mensen wonen. Onze honderd miljoen kippen, twaalfmiljoen varkens en zeshonderdduizend geiten leven verborgen in stallen, waar regelmatig brand en besmettelijke ziekten uitbreken. Mag of moet een schrijver zich met zulke thema’s bemoeien? Intuïtief kwam ik in verzet. Toen ik veertig jaar geleden een eerste satirisch jeugdboek over bio-industrie publiceerde, was dat ook kritiek op de gangbare kinderboeken waarin blije kippen rondstappen en varkens uit de modder herrijzen. In werkelijkheid zie je ze nergens. Maar kinderen zijn niet gek. Mijn kleindochter (6 jaar) zei na het passeren van varkensstallen: ‘Daar worden varkens gemaakt.’ Alsof de boer ze als dingen eigenhandig in elkaar zette. Veeteelt werd fabricage, landbouw een chemisch bedrijf. We ontzeggen dieren, planten en oceanen een ziel. Al het niet-menselijk leven is verdingd tot spullen die we met winst verhandelen.

Mensen zijn creatief. We maken muziek en gedichten en, jawel, ook kinderen, maar we overschatten onszelf als we ons in staat achten natuur te maken en beheren. Met onze technische kennis bootsen we haar aardig na, maar nog vaker maken we haar stuk. In de laatste 200 jaar zijn evenveel planten en dieren uitgestorven als in tweehonderdmiljoen jaar tevoren. Het ecosysteem is broos en complex. En juist omdat we zelf onderdeel zijn, kunnen we die complexiteit nooit volledig doorgronden. We doen ontdekkingen die funest zijn, kappen bossen die ons beademen en boren olie op dat ons vergiftigt… Uit onkunde, maar ook uit hebzucht.

Indirect door mijn boeken, veelal over Oost-Europa, werd ik in 2003 gevraagd om me te kandideren voor het Europees Parlement. In Oost-Europa was armoe, vonden mensenrechtenschendingen plaats, werd goudwinning met cyanide gepland en gebergte geschoren om skipistes aan te leggen… Ik verruilde proza en poëzie voor amendementen en interpellaties, om al snel te ontdekken dat taal in de politiek een andere functie heeft. Ze is het vervoermiddel van kortetermijnbelangen, de vermomming van persoonlijke ambities. Als ik ergens overtuigd ben geraakt van de noodzaak van literatuur, is het in de politiek!

Niet omdat dichters betere mensen zouden zijn, maar omdat het zo moeilijk is te liegen in poëzie! Een gedicht dat niet uit de ziel komt, is gedoemd te mislukken. Ook politiek is emotioneel, maar stukken minder oprecht omdat de taal er niet spreekt maar verzwijgt. Natuurlijk kunnen dichters in hun eentje de aarde niet redden; er zijn wetenschappers nodig om oplossingen te bedenken voor de wereldwijde vervuiling. Verbeelding echter is nodig om een oplossing aan te durven! Een stukkie pad oop te maak, zoals Susan schrijft. Verbeelding is belangrijker dan kennis. Kennis is beperkt. Verbeelding omvat de wereld, filosofeerde Einstein. Want verbeelding omvat ook de kennis die we nog niet vergaard hebben en helpt ons achter de horizon kijken.

Daarom zijn we zo blij dat Zuid-Afrikaanse dichters zich bij ons aangesloten hebben! Dichters uit een land omspoeld door een machtige zee met walvissen en dolfijnen. Een land waar nog echte natuur is, maar dat bedreigd wordt door droogte zoals het Noorden door water. Medio februari ontmoetten we elkaar voor het eerst, toen we nieuwsgierig en opgewonden met een groot gezelschap – maar ieder toch alleen thuis voor het scherm – een zoomgesprek hadden. Nadat allen zich hadden voorgesteld, bespraken we de opties: uitwisseling en publicatie van poëzie, online, op schrift en live, gezamenlijke video’s, ook ter ondersteuning van acties, activiteiten op scholen… Het Vlaams, Nederlands en Zuid-Afrikaans buitelden over elkaar, maar we verstonden elkaar uitstekend. Het klimaat tussen ons was prima en aan dat andere gaan we werken.

Els de Groen

www.elsdegroen.nl